Wordt de opwarming van de aarde overschat door de verstedelijking van meetlocaties?
Uit onderzoek blijkt...
Het ligt aan de verstedelijking van de meetlocaties.
Ross McKitrick, hoogleraar economie aan de Universiteit van Guelph (Canada) en Patrick Michaels, hoogleraar milieuwetenschappen aan de Universiteit van Virginia (VS) stellen in een wetenschappelijk artikel dat de helft van de waargenomen opwarming tussen 1980 en 2002 toe te schrijven is aan het feit dat de locaties waar temperatuurmetingen worden verricht verstedelijken (McKitrick & Michaels).
Het samenstellen van temperatuurreeksen wordt onder meer gedaan door het Goddard Institute for Space Studies, onderdeel van de NASA . Zij stellen alles in het werk om de invloed van stedelijke bebouwing op temperatuurtrends uit te bannen. Eerst worden temperatuurtrends in stedelijk gebied vergeleken met die van het platteland; vervolgens wordt de trend van stedelijke metingen aangepast aan die van het platteland. Deze methode wordt in detail beschreven op de website van de NASA (Hansen 2001).
Wetenschappers van de NASA concluderen dat in de meeste gevallen de extra opwarming in steden gering is en binnen de onzekerheidsmarges van de metingen valt. Sterker nog, 42% van de stedelijke temperatuurreeksen stijgt minder snel dan die in de omgeving, wat verklaard kan worden doordat meetstations in steden doorgaans op koele plaatsen staan (zoals in een park). Het komt erop neer dat de NASA weet dat er verschillen tussen stad en platteland kunnen zijn en dat ervoor gecorrigeerd wordt.
Het bovenstaande beeld wordt bevestigd door een studie van het NCDC (National Climatic Data Center) (Peterson 2003) waarin het verschil tussen stad en platteland statistisch werd onderzocht. Uit deze studie blijkt dat "... in tegenstelling tot wat men doorgaans beweert, er geen statistisch significante invloed van verstedelijking op de jaarlijks gemiddelde temperatuur kan worden gevonden. [...] Bedrijventerreinen zijn wellicht significant warmer dan plekken op het platteland, maar in stedelijk gebied worden meteorologische metingen doorgaans in parkachtig gebied gedaan in plaats van op bedrijventerreinen."
In een meer recente studie onderzocht Parker (2006) 50 jaar temperatuurdata en verdeelde deze in windstille en winderige nachten. Zijn conclusie luidde dat "temperaturen boven land zijn net zo sterk toegenomen tijdens winderige nachten als tijdens windstille nachten, wat aangeeft dat de waargenomen temperatuurstijging niet het gevolg is van verstedelijking".
Vergelijking van stad en platteland
In het wetenschappelijke artikel Urbanization effects in large-scale temperature records, with an emphasis on China (Jones et al 2008) komen de auteurs tot de conclusie dat opwarming in steden weinig verschilt van die op het platteland. Het artikel behandelt eerst een vijftal meetlocaties in en om Londen. In figuur 1 zien we absolute temperaturen, waaruit duidelijk blijkt dat de verstedelijkte locaties St. James Park (donkerblauw) en London Weather Centre (bruin) warmer zijn. De minst warme locatie is Rothamsted (donkergroen). Het verschil in absolute temperatuur heeft echter geen invloed op de trend - die is voor alle locaties gelijk.
Figuur 1: trend in de jaarlijks gemiddelde temperatuur voor vijf locaties in en om Londen. Bruine en blauwe lijnen zijn stadslocaties, groene lijnen zijn locaties op het platteland.
Eenzelfde vergelijking is ook gedaan voor twee locaties in Wenen. Wederom is de temperatuur in de stad hoger, maar de trend is vrijwel gelijk aan de landelijke meetlocatie.
Figuur 2: trend in de jaarlijks gemiddelde temperatuur op twee meetlocaties in Wenen. Hohewarte (bruin) in het stadscentrum, Grossenzersdorf (groen) in landelijk gebied.
Verstedelijking in China
Bestaande stedelijke gebieden laten dezelfde trend zien als het omliggende platteland. Hoe zit het dan met gebieden die aan het verstedelijken zijn? China heeft dankzij een grote economische groei in de afgelopen 30 jaar de hoeveelheid verstedelijkt gebied fors zien toenemen. Als de opwarming door verstedelijking van de meetlocaties significant zou zijn, dan zou je dat in China in de afgelopen decennia moeten kunnen zien. In figuur 3 wordt een aantal temperatuurreeksen vergeleken:
Figuur 3: Jaarlijks gemiddelde afwijkingen van de gemiddelde temperatuur. De groene stippellijn en bruine lijn zijn meetreeksen van 42 landelijke en 42 stedelijke meetlocaties (Jones et al.). De groene doorgetrokken lijn en de bruine lijn zijn gehomogeniseerde meetreeksen van 42 landelijke en 40 stedelijke locaties (Li et al.). De blauwe lijn (Li) is een niet-gehomogeniseerde meetreeks van 728 landelijke en stedelijke locaties. De rode lijn is de CRUTEM3v-reeks (Brohan et al., 2006), een reeks van alleen op land gelegen meetlocaties. In deze grafiek is de periode 1954-1983 gebruikt als basis voor het berekenen van de afwijkingen van het gemiddelde.
Dat er vrijwel geen verschillen zijn tussen de zes verschillende meetreeksen leert ons een aantal belangrijke lessen. Ten eerste toont de reeks gebaseerd op 40 stations hetzelfde resultaat als de reeks van 728 stations. Voor een gebied als China kan dus worden volstaan met een gemiddelde van niet meer dan 40 meetlocaties.
Naarmate je naar grotere gebieden kijkt is het niet meer zo relevant wat er met de individuele meetreeksen is gedaan om ze homogeen te krijgen. Dat is misschien sneu voor wetenschappers die honderden manuren besteden aan het analyseren en corrigeren van gegevens van individuele stations. Aan de andere kant is het hen natuurlijk niet alleen te doen om wereldwijde trends te berekenen.
De belangrijkste conclusie is echter: ongeacht de periode die je bekijkt is de trend voor landelijke en stedelijke gebieden identiek. Zelfs als je gebieden beschouwt die sterk aan het verstedelijken zijn is er weinig effect op de waargenomen trends in de temperatuur.
Translation by pkm, . View original English version.
Volgens de sceptici...